Wat als de stress in het rood schiet

Buddha tempel

Niet waarheen, maar hoe

Nepal 2012. Aan de andere kant van het meer staat een Pagoda. Daar wil ik naartoe. 
Niet via de toeristische weg. Nee, liefst via de jungle. 
Onderweg vraag ik de route bij een buitenpost van de politie. Advies: daar niet alleen gaan.  Te gevaarlijk.

Ai, jammer. Zegt mijn rationele brein.  Even daarvoor sprak ik een vrouw die deze route de dag ervoor in haar eentje had gelopen, zonder problemen.
Ik ben geen bange toerist en dit is wat de politie vast zegt tegen bange toeristen. Wat wil ik zijn? 
Rustig maar twijfelend loop ik door, op weg naar de splitsing van jungle- óf toeristenroute.
Ik weet dat ik eigenwijs ben en ik weet dat dit geen erg ontwikkeld land is. Of laten we zeggen totaal niet. Had die vrouw geluk, of was ze naïef?
Ik hou van avontuur en de gevaren die hier bestaan ken ik niet. Wat zal ik doen?
Ondanks een lichte angst won het avontuur – zoals meestal. Pippi Langkous zingt weer eens in mijn oor. Een intuïtief gevoel geeft de doorslag.

Nog niet lang vertrokken komen er een paar jochies naar mij toe die vertellen dat het pad verderop lastig te vinden is en ze mij wel willen helpen. 
Ze bleven meelopen waardoor ik weinig keuze leek te hebben. Geen idee van hun intenties.
Dan maar een praatje maken om een idee te krijgen bij wie zij zijn en misschien kan ik zo nog wat lokale cultuur opsnuiven. Een goede manier om meteen mijzelf gerust te stellen. 
Ik heb ze een paar Nepalese Rupee gegeven na hun vriendelijke doch dringend verzoek en ze lieten me gaan vanaf waar het pad duidelijk was. Pfff, mijn brein stond op super alert, maar ook wel leuk eigenlijk. Ik heb geen kader in dit land, wat kan wel en wat niet. Die toeristische route zou wel eens meer vakantiegevoel en rust kunnen opleveren.. 

Een half uur verder, alleen in de jungle: een hoop geritsel en een gedaante met meer massa dan een mens.  Oeps, ik verstijf.
Er komt iets aan. Vrolijk – want de tanden bloot.. – rennend over het pad op weg naar mij. Iedere meter werd hij groter. Sowieso in mijn hoofd.
G*6v3#!, ik schrik me de ..whatever. Een monsterlijk beest, oerang oetang, dinosaurus, iets groots. 
Het bleek een grote aap. Ach, er zijn engere dieren, maar toch.
Hartslag, cortisol, reptielenbrein.. alles schiet in het rood. Alarmfase leven of dood.  
Oog in oog. Hart in mijn keel.
De angst die op dat moment ontstond had ik vóór de ontmoeting zelf al opgebouwd: 
“Alleen in de jungle is gevaarlijk”, “alles wat hier beweegt moet ik voor oppassen…”, “wat doe ik mezelf aan”.

Hij… of zij, liet mij na een paar minuten (tja, tijdsbeleving) gelukkig met rust. Misschien hielp mijn freeze, en dat ik een tevreden gezicht wist te faken. Aap Management, besloot ik. Beest uit beeld en na een stukje doorwandelen heb ik het alsnog op een rennen gezet.

Wat later stuitte ik in the-middle-of-nowhere nog op wat verdwaasde mannen die mijn aandacht zochten en het geheel een nogal vaag staartje gaven. Okay, nu was het wel klaar met de onverwachte wendingen. Na een paar knikjes en een lach maar weer de pas er in gezet. Naarstig op zoek naar waar ik mijn comfort-zone toch had achtergelaten.

Wat een verademing bij de World Peace Pagoda te arriveren. Vredig ja!
Een mens kan zich toch zoveel in zijn hoofd halen. En soms is het terecht, in de jungle mag je best bang zijn voor wat daar leeft. Maar veel van wat je in het dagelijks leven in je het hoofd haalt blijkt natuurlijk in de praktijk helemaal niet zo te gaan.
In die tijd wist ik daar nog weinig handen en voeten aan te geven, maar gelukkig is stressmanagement en omgaan met angst te trainen, heel goed zelfs.
Ik ben benieuwd hoe ik zo’n bos-uitje als toen nu zou beleven. Angst voor dieren in het wild zal altijd een enorm alerte (angst-) reactie geven, maar al die andere momenten…
Die had ik zelf groter gemaakt dan ze waren. Hoe fijn is het als je überhaupt met meer dagelijkse ‘bedreigingen’ relaxter om kunt gaan. De jungle zit in je hoofd!

Oh ja, wees gerust, tijdens mijn trainingen geen apen als proefobject. 

Een leuke onbezorgde dag nog, en take care!

Groeten, Erik